De apostel gaat hier van de bijzondere tot meer algemene vermaningen over.
I. Hij toont ons aan hoe Christenen en vrienden elkaar moeten behandelen. Hij raadt den Christenen: zijt allen eensgezind, eensgezind in hetzelfde geloof en in de prakt ijk van dezelfde plichten van den godsdienst. En aangezien de Christenen in dien tijd voor een groot deel in lijden waren, zegt hij hun: Weest medelijdend, en de broeders liefhebbende, met innerlijke barmhartigheid jegens de bedroefden bewogen, en vriendelijk voor allen.
Hier leren wij:
1. De Christenen moeten trachten allen van hetzelfde gevoelen te zijn in de grote punten des geloofs, in ware liefde en in Christelijke praktijk. Zij moeten eensgezind zijn onder elkaar naar Jezus Christus, Romeinen 15:5, niet naar menselijk welgevallen, maar overeenkomstig Gods Woord.
2. Ofschoon alle Christenen niet geheel en al van hetzelfde gevoelen kunnen zijn, behoren zij medelijden voor elkaar te gevoelen en elkaar als broeders lief te hebben, zij mogen elkaar niet haten of vervolgen, maar moeten elkaar met meer dan gewone genegenheid liefhebben, liefhebben als broeders.
3. Het Christendom eist barmhartigheid voor de bedroefden en vriendelijkheld jegens allen. Hij moet wel een buitengewoon zondaar zijn of een schandelijke afvallige, die de burgerlijke beleefdheid niet waardig is, 1 Corinthiërs 5:11, 2 Johannes 11..
II. Hij onderricht ons hoe wij ons te gedragen hebben jegens onze vijanden. De apostel wist dat de Christenen zouden gehaat en kwalijk behandeld worden door alle mensen, om Christus’ wil, en daarom:
1. Hij waarschuwt hen om geen kwaad met kwaad of schelden met schelden te vergelden. Integendeel: wanneer zij u schelden, zegent hen, geven zij u boze woorden, zegt hun goede terug, want Christus heeft door woord en voorbeeld u geroepen om te zegenen die u vervloeken, en heeft u den zegen van een eeuwige erfenis gegeven ofschoon gij die onwaardig waart. Het geduldig dragen van het kwade en het zegenen van onze vijanden is het middel om dezen zegen van God te verkrijgen.
Leer hier uit:
A. Kwaad voor kwaad vergelden en schelden voor schelden is een zondige, onchristelijke gewoonte, de overheid mag de kwaaddoeners straffen, en de mensen mogen langs wettigen weg vergoeding zoeken wanneer zij verongelijkt zijn, maar eigen rechter te zijn door tweegevecht, schelden of geheim nadeel toebrengen is verboden, Spreuken 20:22, Lukas 6:27, Romeinen 12:17, 1 Thessalonicenzen 5:15. Schelden is elkaar in bittere, toornige en smadelijke woorden vernederen, maar het prediken der dienaren, waarbij zij scherp bestraffen en ernstig waarschuwen tegen de heersende zonden van hun tijd, is geen schelden, dat hebben al de profeten en apostelen gedaan, Jesaja 56:10, Zefanja 3:3, Handelingen 20:29.
B. De wet van Christus gebiedt ons om schelden met zegening te vergelden, Mattheus 5:44. Hebt uwe vijanden lief, zegent hen, die u vervloeken, doet wel degenen, die u haten, en bidt voor degenen, die u geweld doen en die u vervolgen. Gij moogt hen in hun zonden niet rechtvaardigen, maar gij moet voor uw vijanden doen al wat de gerechtigheid eist en de liefde gebiedt. Wij moeten medelijden hebben met, bidden voor en liefhebben hen, die ons schelden.
C. De roeping des Christens geeft hem heerlijke voorrechten, maar verbindt hem ook tot moeilijke plichten.
D. Alle ware dienstknechten van God zullen onfeilbaar een zegening beërven, zij hebben die reeds hier in grote mate, maar het volle bezit daarvan is hun bewaard in een volgende wereld.
2. Hij geeft een uitnemende beschrijving van een gelukkig en troostrijk leven in deze twistzieke, onnatuurlijke wereld, vers 10. Die wordt aangehaald uit Psalm 34:13-15. Wanneer gij ernstig begeert lang te leven en vreedzame en voorspoedige dagen te hebben, houd dan uw tong terug van het kwade, van schelden, van kwaadspreken en lastering, en uw lippen van liegen, bedriegen en vergoelijken. Vermijd het doen van kwaad of berokkenen van nadeel aan uw naasten, maar wees altijd bereid om goed te doen en het kwaad met goed te vergelden, zoek vrede met alle mensen, en jaag dien na al trekt hij zich van u terug. Dat zal de beste wijze zijn om de mensen goed voor u te stemmen en te maken dat zij vreedzaam met u leven.
A. De godvrezenden van het Oude en van het Nieuwe Testament waren gehouden tot dezelfde plichten. De tong te stillen van het kwade en de lippen van bedrog te spreken, was plicht zowel in David’s tijd als in den onzen.
B. Het is gewettigd tijdelijke voordelen te beschouwen als beweegredenen en aanmoedigingen voor godsdienst.
C. De praktijk van den godsdienst, en vooral het rechte bestuur van de tong, is het beste middel om een vreedzaam en voorspoedig leven te krijgen, een oprechte, weldadige, bescheiden tong is een buitengewoon goed middel om ons rustig en vreedzaam door de wereld te doen gaan.
D. Het vermijden van het kwade en het doen van het goede is de weg naar tevredenheid en gelukzaligheid hier en hiernamaals.
E. Het is de plicht der Christenen niet alleen om den vrede te omhelzen, wanneer die aangeboden wordt, maar om dien te zoeken en na te jagen, wanneer hij geweigerd wordt, vrede met gezelschappen zowel als met enkele personen, in tegenstelling met weerstand en verdeeldheid, wordt hier bedoeld.
3. Hij toont aan, dat de Christenen er niet voor behoeven te vrezen dat zulk een geduldig, zachtmoedig gedrag de wreedheid van hun vijanden zal uitlokken of aan moedigen, want God zal daardoor aan hun zijde staan. Want de ogen des Heeren zijn over de rechtvaardigen, vers 12, Hij merkt nauwkeurig op hen, houdt een voorzienig, bestendig wakend oog over hen, en draagt hun bijzondere achting en liefde toe. Zijne oren zijn open tot hun gebed, zodat wanneer hun enige belediging wordt aangedaan, zij dit geneesmiddel hebben dat zij het hun hemelsen Vader mogen klagen, wiens oren altijd oplettend zijn voor de gebeden van Zijn dienstknechten in hun droefenissen, en die hen zeker helpen zal tegen hun onrechtvaardige vijanden. Maar het aangezicht des Heeren is tegen degenen, die kwaad doen, Zijn toorn en misnoegen en wraak zullen hen vervolgen, want Hij is groter vijand van boze vervolgers dan mensen kunnen zijn.
Merk op:
A. Wij moeten niet in alle gevallen bij de letterlijke woorden van de Schrift blijven, maar onderzoeken den zin en het gebruik daarvan, anders worden wij in ergerlijke dwalingen en dwaasheden geleid. Wij moeten ons niet voorstellen dat God ogen, oren en aangezicht heeft, ofschoon dat de letterlijke woorden van de Schrift zijn.
B. God heeft bijzondere zorg en vaderlijke liefde voor al Zijn rechtvaardig volk.
C. God hoort altijd het gebed van de gelovigen, Johannes 4:31, 1 Johannes 5:14, Heb. 4:16.
D. Ofschoon God oneindig goed is, heeft Hij een afkeer van hardnekkige zondaren, en zal wraak doen over degenen, die onrecht werken. Hij zal zich zelven recht verschaffen en aan de gehele wereld gerechtigheid doen, en Zijne goedheid wordt door die handelwijze niet verminderd.
4. Dit geduldige, nederige gedrag wordt den Christenen voorts aanbevolen op twee gronden.
A. Het zal de beste en zekerste weg zijn om lijden te voorkomen. Wie is het, die u kwaad doen zal enz., vers 13. Dit wordt, naar ik veronderstel, gezegd tot Christenen in gewonen toestand en niet in de hitte der vervolging. Over het algemeen zullen er weinigen zo duivels slecht zijn om hun kwaad te doen, die onschuldig en nuttig in hun midden leven.
B. Dat is ook het middel om de beproevingen nuttig te doen zijn. Indien gij navolgers zijt van het goede en daarom lijdt, of evenwel lijdt, dat is lijden om der gerechtigheid wil, vers 14, en dat zal uw heerlijkheid en uw gelukzaligheid zijn, want daardoor verkrijgt gij de belofte van Christus, Mattheus 5:10 :en dus.
a. Gij moet niet bevreesd zijn voor iets dat zij doen kunnen om u schrik aan te jagen, en weest ook niet beangst voor de woede of kracht uwer vijanden.
Ten eerste. Altijd het goede te doen is de beste wijze om ons voor het kwade te vrijwaren.
Ten tweede: lijden om der gerechtigheid wil is de eer en gelukzaligheid van den Christen, het lijden voor de zaak der waarheid, een goed geweten, of enig deel van des Christens plicht is een grote eer, de vreugde is groter dan de smart, de eer groter dan de oneer, de winst groter dan het verlies.
Ten derde. Christenen hebben geen reden om bevreesd te zijn voor de dreigingen en de woede van enige hunner vijanden. Hun vijanden zijn Gods vijanden. Zijn aangezicht is tegen hen, Zijn macht is groter dan de hun, zij zijn de voorwerpen van Zijn vloek, zij kunnen niets doen zonder Zijn toelating, maakt u daarom tegenover hen niet ongerust.
b. In plaats van uzelven te beangstigen door vrees voor de mensen, heiligt God den Heere in uwe harten, vers 15. Hij zij uwe vreze en Hij zij uwe verschrikking, Jesaja 8:12, 13. Vreest u niet voor degenen, die het lichaam doden en daarna niet meer kunnen doen, maar vreest dien, die nadat hij gedood heeft, ook macht heeft in de hel te werpen, Lukas 12:4, 5. Wij heiligen God den Heere in onze harten wanneer wij Hem met oprechtheid en vurigheid aanbidden, wanneer onze gedachten aan Hem eerbiedig en met ontzag vervuld zijn, wanneer wij steunen op Zijn macht, vertrouwen op Zijn getrouwheid, ons onderwerpen aan Zijn wijsheid, Zijne heiligheid navolgen, en Hem de heerlijkheid brengen aan al Zijn volkomenheden verschuldigd. Wij heiligen God voor anderen wanneer ons gedrag zodanig is, dat het anderen uitlokt en aanmoedigt om Hem te verheerlijken en te eren, Leviticus 10:3. Wanneer dit beginsel in uw hart leeft, is tegenover de mensen het eerste dat gij altijd bereid zijt, dat is instaat en gewillig, tot verantwoording, om uw geloof te verdedigen, aan een iegelijk, die u rekenschap afeist van de hoop die in u is, die u vraagt welke hoop dat is, waarvoor gij zoveel moeite in de wereld verdraagt
Leer hieruit:
Ten eerste. Een eerbiedig gevoel van de goddelijke volkomenheden is het beste middel tegen de vrees voor lijden. Indien wij God meer vreesden, zouden wij voorzeker de mensen minder vrezen.
Ten tweede. De hoop en het geloof des Christens zijn verdedigbaar tegen de gehele wereld. Er is goede reden te geven voor den godsdienst, hij is geen hersenschim maar een redelijk, van den hemel gegeven plan, geschikt voor al de behoeften van ellendige zondaren, en waarvan het middelpunt alleen is de heerlijkheid Gods door Jezus Christus.
Ten derde. Ieder Christen is verplicht te antwoorden omtrent en te verdedigen de hoop, die in hem is. De Christenen moeten bereid zijn hun Christendom te verantwoorden, opdat het openbaar wordt dat zij geen fabelen of hersenschimmen zijn nagevolgd. Deze verdediging kan meer dan een of tweemaal nodig zijn, zodat de Christenen er altijd toe bereid moeten zijn, zowel voor de overheid, wanneer die er naar vraagt, of aan enig vragend ernstig Christen, die het weten wil voor zijn eigen inlichting en verbetering.
Ten vierde. Deze belijdenissen van ons geloof moeten afgelegd worden met zachtmoedigheid en vreze, verdediging van ons geloof moet geschieden met bescheidenheid en zachtheid, in de vreze Gods, met vreze voor ons zelven en eerbied voor onze meerderen.