Hier wordt opgemerkt:
1. Dat de Godvruchtigen over het algemeen door hun naasten worden bemind, maar dat niemand houdt van slechte mensen.
a. Weliswaar, er zijn enkelen, die vijanden zijn van de rechtvaardigen, die bevooroordeeld zijn tegen God en Godsvrucht, en voor wie het dus een kwelling is om Godvruchtige mensen macht en voorspoed te zien hebben, maar alle onpartijdige personen, zelfs degenen, die niet bijzonder Godsdienstig zijn, hebben voor een goed man een goed woord, en daarom zal het als de rechtvaardigen welvaren, als zij bevorderd worden, in staat worden gesteld om naar de begeerte huns harten goed te doen, zoveel te beter zijn voor allen, die hen omringen, en zal de stad zich verblijden. Tot eer en ter aanmoediging van de deugd, en omdat het de vervulling is van Gods belofte, behoren wij ons te verheugen als wij deugdzame mensen voorspoedig zien in de wereld, in eer zien gebracht.
b. Goddeloze mensen kunnen misschien hier en daar iemand hebben, die hun genegen is, en wel onder degenen, die ten enenmale zijn zoals zij, maar over het algemeen ontmoeten zij kwaadwilligheid onder hun naburen, zij kunnen gevreesd zijn, maar zij zijn niet bemind en daarom is er gejuich als zij vergaan. Het doet iedereen genoegen hen onteerd en ontwapend te zien, ontzet uit posten van vertrouwen en macht, uit de wereld verjaagd, en men wenst dat aan de stad geen groter onheil zal overkomen dan hun heengaan er voor is, en dat wel te meer omdat zij hopen dat de rechtvaardigen in hun plaats zullen komen, zoals zij in de plaats van de rechtvaardigen in benauwdheid komen, vers 8. Laat dan eerbesef ons in de paden van de deugd houden, opdat wij begeerd mogen zijn terwijl wij leven, en betreurd zullen worden als wij sterven, en niet van het toneel weggefloten worden, Job 27:23, Psalm 52:7.
2. Dat er een goede reden hiervoor is, want zij, die goed zijn, doen goed, meer zoals het spreekwoord van de ouden zegt van de goddelozen komt goddeloosheid voort.
a. Godvruchtige mensen zijn openbare zegeningen “Vir bonus est commune bonum. Door de zegen van de oprechten,” de zegeningen, waarmee zij gezegend zijn, die hun sfeer van nuttige werkzaamheid verruimen, door de zegeningen, waarmee zij hun naburen zegenen, door hun raad, hun voorbeeld, hun gebeden, en al de gevallen, waarin zij de openbare belangen van dienst zijn, door de zegeningen, waarmee God anderen zegent om hunnentwil door dit alles wordt een stad verheven, aangenamer en gerieflijker gemaakt voor de inwoners, en van meer gewicht en aanzien onder haar naburen.
b. Goddeloze mensen zijn een ieder tot last, zij zijn de plaag van hun geslacht, door de mond van de goddelozen wordt de stad verbroken, door hun kwade samensprekingen worden goede zeden verdorven, de gehele stad wordt er door verdorven, wordt de deugd er uit verbannen en komen de oordelen Gods er over.