Ook dit is geschreven tot onze vermaning, onze Heiland verwijst er naar, Lukas 17:32. Gedenkt aan de vrouw van Lot. Gelijk door het voorbeeld van Sodom de goddelozen gewaarschuwd worden en vermaand om zich van hun goddeloosheid te bekeren, zo worden door het voorbeeld van de vrouw van Lot de rechtvaardigen gewaarschuwd en vermaand om zich niet af te keren van hun gerechtigheid, Ezechiël 3:18, 20.
Wij hebben hier:
1. De zonde van de vrouw van Lot: zij zag om van achter hem.
Dit scheen iets heel gerings, maar door de straf, die er op volgde, zijn wij er zeker van dat het een grote zonde was, een zeer zondige daad.
a. Zij was ongehoorzaam aan een uitdrukkelijk gebod, en zo heeft zij dan gezondigd naar de gelijkenis van Adams overtreding, die verderf heeft gebracht over ons allen.
b. Op de bodem er van was ongeloof, zij twijfelde er aan dat Sodom verwoest zou worden, en dacht dat zij er wel veilig in kon zijn gebleven.
c. Zij zag om naar haar naburen, die zij er had achtergelaten, met meer zorg en belangstelling dan voegde nu voor hen de dag der genade voorbij was en Gods gerechtigheid zich verheerlijkte in hun verderf. Zie Jesaja 66:24.
d. Waarschijnlijk hunkerde zij naar haar huis en goed in Sodom, wars om dit alles achter te laten. Christus geeft te kennen, dat dit haar zonde was Lukas 17:31, 32. Zij hechtte te veel aan haar huisraad.
e. Haar omzien wees op een neiging tot omkeren, tot teruggaan, en daarom gebruikt onze Heiland het als een waarschuwing tegen afval van onze Christelijke belijdenis. Wij hebben allen de wereld en het vlees verzaakt en onze aangezichten hemelwaarts gericht, wij zijn in de vlakte, waar wij getoetst worden, en het is ons risico als wij terugkeren naar de belangen, die wij zeggen opgegeven te hebben. Teruggaan is ten verderve gaan, en terugzien leidt daartoe. “Zo laat ons dan vrezen,” Hebreeën 4:1.
2. De straf van Lots huisvrouw wegens deze zonde.
Zij werd op dezelfde plaats gedood. Haar lichaam viel echter niet ter aarde, maar bleef overeind staan, als een zuil of monument, niet onderhevig aan vermolming of verrotting zoals een menselijk lichaam, dat aan de lucht is blootgesteld, maar gemetamorphoseerd in een metaalachtige substantie, die de eeuwen zou verduren. Kom en zie de goedertierenheid en de strengheid van God, Romeinen 11:22, jegens Lot, die voorwaarts ging, goedertierenheid, jegens de vrouw van Lot, die omzag, strengheid.
Hoewel zij na verwant was aan een rechtvaardig man, hoewel zij beter was dan haar naburen, en hoewel zij een toonbeeld was van onderscheidende genade in haar bevrijding uit Sodom, heeft God toch haar ongehoorzaamheid niet voorbijgezien, want grote voorrechten zullen ons niet beveiligen tegen de toorn van God, indien wij ons die voorrechten niet naarstig en getrouw ten nutte maken. Laat deze zoutpilaar de gedachte bij ons opwekken: Daar het zo gevaarlijk is om te zien, zo laat ons ons strekken naar hetgeen voor is, Filippenzen 3:13, 14.