Hier begint de apostel zijn onderwerp te behandelen.
I. Hij vermaant hen tot eensgezindheid en broederlijke liefde, en bestraft hen om hun verdeeldheid. Hij heeft van sommigen, die het wèl met hen meenden, bericht ontvangen omtrent enkele ongelukkige verschillen onder hen. Het was geen kwade wil jegens de gemeente of jegens haar leraren, die hen bewoog dat bericht te zenden, maar een vriendelijke en voorzichtige maatregel om dezen brand door Paulus’ tussenkomst geblust te zien. Hij schrijft hen op zeer overredenden toon: “Ik bid u, broeders, door den naam van onzen Heere Jezus Christus, indien gij enigen eerbied hebt voor dien dierbaren en waardigen naam, naar welken gij genoemd zijt: weest eensgezind. Spreekt allen hetzelfde, vermijdt scheuringen of schisma’s (zoals in het oorspronkelijke staat), dat is alle verzwakking van genegenheid voor elkaar.” Zijt samengevoegd in eenzelfde zin, zoveel mogelijk is. Wees in de voorname zaken van den godsdienst van eenzelfde zin, maar, indien er geen eenheid van gevoelen is, laat er vereniging van toegenegenheid zijn. De overweging, dat men in de hoogste dingen een is, moet alle twisten en verdeeldheid omtrent de minder belangrijke teniet doen.
II. Hij wijst op de oorzaak van deze twisten. Hoogmoed ligt er aan ten grondslag en maakt hen partijzuchtig. Door hovaardigheid maakt men niet dan gekijf, Spreuken 13:10. Zij twistten over hun leraren. Paulus en Apollos waren beiden getrouwe dienaren van Jezus Christus en helpers aan hun geloof en vreugde, maar zij die twistziek waren deelden zich in partijen, en zetten hun leraren aan het hoofd van hun afdelingen, dezen riepen voor Paulus, waarschijnlijk de voortreffelijkste en geestelijkste leraar, genen voor Apollos, misschien de beste redenaar, anderen voor Cefas, of Petrus, wellicht om zijn meerderheid in jaren of omdat hij de apostel der besnijdenis was, en enigen waren voor geen van die allen, maar alleen voor Christus.
Zo vatbaar zijn de beste dingen in de wereld om bedorven te worden, en het Evangelie en zijne instellingen, die in volkomen harmonie met zich zelve en met elkaar zijn, kunnen gemakkelijk gemaakt worden tot werktuigen van verdeeldheid, wanorde en twist. Dat is geen verwijt voor onzen godsdienst, maar een zeer betreurenswaardige openbaring van de verdorvenheid en verbastering der menselijke natuur. Merk op: Hoe ver kan hoogmoed Christenen tot opstand tegen elkaar vervoeren! Zo ver zelfs dat men Christus en Zijne apostelen tegen elkaar verdeelt, en elkanders mededingers en bestrijders maakt!
III. Hij bespreekt met hen, met het oog op hun onenigheid en twisten: Is Christus gedeeld? Neen, er is slechts een Christus, en daarom behoren Christenen een van hart te zijn. Is Paulus voor u gekruist? Was hij uw offerande en verzoening? Heb ik ooit beweerd uw Zaligmaker of iets meer dan Zijn dienaar te zijn? Of zijt gij in Paulus’ naam gedoopt? Zijt ge door dat heilig sacrament aan mijn dienst gewijd, of verbonden om mijn discipelen te worden? Heb ik aanspraak gemaakt op dat recht op u, of op uwe afhankelijkheid, welke het eigen recht van uw God en Zaligmaker zijn? Neen, dienaren, hoezeer ze ook werkzaam zijn tot ons welzijn, mogen nooit in Christus’ plaats gesteld worden. Zij mogen zich het gezag van Christus niet aanmatigen, en in de leden der gemeente niets aanmoedigen, dat er op uit is om Zijn gezag op hen over te dragen. Hij is onze Zaligmaker en offerande, Hij is onze Heere en leidsman. En gelukkig zou het voor de gemeenten zijn indien er geen namen van onderscheiding in haar bestonden, omdat Christus niet gedeeld is.