De apostel besluit zijn brief:
I. Met groeten aan de gemeente te Corinthe, in de eerste plaats van de gemeenten in Azië, van Aquila en Priscilla (die naar het schijnt toen te Efeze woonden, zie Handelingen 18:26, en de gemeente die te hunnen huize is, vers 19, en van al de broeders, vers 20, te Efeze, waar de apostel meer dan waarschijnlijk toen was.
Alle dezen groeten, door Paulus tussenkomst, de gemeente te Corinthe. Het Christendom verwoest in geen geval beschaving en goede manieren. Paulus had in een brief, die over de belangrijkste onderwerpen handelde, ruimte om de groeten van vrienden op te nemen. De godsdienst bevordert een hoffelijk en verplichtend gedrag jegens allen. Zij vertegenwoordigen het Christendom slecht en bezorgen het verwijten, die er aanleiding in zoeken om zuur en onvriendelijk te zijn.
Sommigen van dezen groeten hen zeer in den Heere. Merk op: Christelijke begroetingen zijn geen ijdele plichtplegingen, zij hebben in zich de werkelijke uitdrukking van welwillendheid, en worden gebracht met hartelijke aanbeveling aan de goddelijke genade en zegen. Zij, die in den Heere groeten, wensen hun broederen alles goeds van den Heere toe, en zetten hun goede wensen in vurige gebeden om. Wij lezen hier van ene gemeente in een huisgezin, vers 19. Het is zeer waarschijnlijk dat het gezin zelf genoemd wordt de gemeente, die te hunnen huize is.
Elk Christelijk gezin behoort in zeker opzicht een Christelijke gemeente te zijn. In buitengewone gevallen (bijvoorbeeld wanneer een gezin op een buitenlandse kust geworpen werd, waar geen andere Christenen zijn), zou het een gemeente op zich zelve vormen, en zich, indien het groot genoeg ware, ook geheel zo behoren in te richten, maar in gewone omstandigheden moeten de gezinnen naar Christelijke regelen leven en dagelijks Christelijken huisgodsdienst houden. Waar twee of drie in zijn naam vergaderd zijn, daar is Christus in het midden, daar is een gemeente.
Aan deze begroetingen voegt hij toe:
1. Een raad: Groet elkaar met een heiligen kus, vers 20, of met oprechte welwillendheid, een duidelijke berisping van hun twisten en scheuringen. Wanneer de gemeenten van Azië en de zo ver verwijderde Christenen hun broederen zo hartelijk in den Heere groeten, en hen als broederen erkennen en liefhebben, en zoveel welwillendheid jegens hen betonen, zou het dan geen schande zijn indien zij elkaar niet als broederen erkenden en liefhadden? De liefde der broederen moet een krachtige drijfveer zijn tot onderlinge liefde. Wanneer de andere Christelijke gemeenten ons liefhebben, staan wij zeer schuldig indien wij elkaar geen liefde toedragen. –
2. Hij voegt er zijn eigen groet bij. De groetenis met mijne hand van Paulus, vers 21. Zijn amanuensis heeft, naar redelijkerwijze te denken is, den brief uit zijn mond opgeschreven, maar het was goed dat hij aan het slot zelf tekende, zodat ze verzekerd waren van de echtheid, en daarom voegt hij er in 2 Thessalonicenzen 3:17 aan toe: hetwelk is een teken in iedere zendbrief, alzo schrijf ik, het kenmerk van echtheid.
Zo deed hij in elke brief, dien hij niet zelf schreef, zoals die aan de Galatiërs, Galaten 6:11. De gemeenten, aan welke apostolische brieven gezonden werden, waren van hun echtheid en goddelijkheid wettig overtuigd. Paulus wenste bij de andere broederen niet achter te staan in huldebetoon aan de Corinthiërs en daarom, na hun groeten overgebracht te hebben, voegt hij er zijn eigene bij.
II. Met een zeer ernstige waarschuwing aan hen. Indien iemand den Heere Jezus Christus niet liefheeft, die zij ene vervloeking. Maranatha! vers 22.
Wij hebben soms bedreigingen nodig, opdat we mogen vrezen. Gezegend is de man, zegt de wijze koning, die geduriglijk vreest. Heilige vreze is de goede vriendin van heilig geloof en heiligen levenswandel. En hoeveel reden hebben alle Christenen om te vrezen, dat zij onder dit oordeel vallen zullen! Indien iemand den Heere Jezus Christus niet liefheeft, die zij ene vervloeking. Maranatha!
Merk hier op:
1. Wie de mens is, op wie die vloek valt.
Hij die den Heere Jezus Christus niet liefheeft. Een meioosis als sommigen menen. Hij die Christus lastert, Zijn leer verzaakt, Zijn instellingen veracht en verwerpt, of, door hoogmoed op menselijke wijsheid en geleerdheid, Zijne openbaring veracht.
Het staat hier als een waarschuwing aan de Corinthiërs en een verwijt voor hun goddeloos gedrag. Het is een waarschuwing aan hen om den eenvoud van het Evangelie niet los te laten, en zich niet te laten afvoeren van zijn beginselen, die de grote drangredenen voor reinheid van wandel zijn, door de voorgewende wijzen naar de wereld, die hun godsdienst dwaasheid en zijn voornaamste leerstellingen ongerijmd en belachelijk noemden.
Deze mensen hadden een afkeer van Christus, en indien de Corinthiërs het oor leenden aan hun verleidende redeneringen, waren ze in gevaar van Hem afvallig te worden. Daartegen geeft hij hun hier een zeer ernstige waarschuwing. Geeft u niet aan zulke leiding over, wanneer ge de zwaarste wraak wilt ontgaan. Belijdende Christenen zullen, indien ze Christus verachten en van Hem afwijken, de vreeslijkste verwoesting over zich brengen.
Sommigen verstaan de woorden, zoals ze daar staan, in hun eenvoudige en ernstige bedoeling, als toepasselijk op hen, die zonder ware en heilige liefde voor den Heere Jezus Christus voortleven. Velen, die dikwijls Zijn naam in den mond nemen, hebben geen ware liefde voor Hem in het hart, willen niet dat Hij koning over hen zij, Lukas 19:27, neen, ofschoon zij zeer hoogdravende hoop hebben dat ze door Hem gered zijn. En niemand heeft Hem in waarheid lief, die zijn geboden niet onderhoudt.
Er zijn vele naam-Christenen, die den Heere Jezus Christus niet in oprechtheid liefhebben. Maar kan iets misdadiger en beledigender zijn! Hoe, geen liefde voor Hem, die zo onbegrensde liefde geopenbaard heeft! Hem, die ons liefgehad heeft, en zich zelven voor ons overgaf, die Zijn bloed voor ons vergoot, om ons zo Zijne liefde te bewijzen, en dat na zo beledigende en schandelijke behandeling! Wat kunnen wij liefhebben, indien we door zo grote liefde niet geroerd worden en voor zulk een Zaligmaker geen wederliefde gevoelen!
Maar:
2. Hebben we hier het oordeel zelf: Die zij ene vervloeking. Maranatha! die ligt onder den zwaarsten en verschrikkelijksten vloek. Hij moet worden afgezonderd van het volk van God, van de gunst Gods, en overgeleverd aan zijn onherroepelijke en oneindige wraak.
Maranatha is een Syrisch woord, dat betekent: De Heere komt. Dezelfde Heere, dien zij niet liefhebben, van wie zij werkelijk innerlijk afkeer gevoelen hoe ook hun uitwendige belijdenis zijn moge, komt ten oordele. En aan Zijn toorn blootgesteld te worden, aan Zijn linkerhand geplaatst en door Hem veroordeeld te worden, hoe vreeslijk!
Zo Hij wil verwoesten, wie kan dan redden? Zij, die onder dat oordeel vallen, moeten verloren gaan, en wel voor eeuwig. Zij, die den Heere Jezus Christus niet liefhebben, moeten verloren gaan zonder redmiddel. Die den Zoon ongehoorzaam is, de toorn Gods blijft op hem, Johannes 3:36. Oprecht geloof in Christus zal steeds meer oprechte liefde tot Hem voortbrengen. Zij, die Hem niet liefhebben, kunnen niet in Hem geloven.
III. Met zijn goede wensen voor hen en betuiging van welwillendheid voor hen.
1. Met zijn goede wensen. De genade van onzen Heere Jezus Christus zij met u, vers 23. Dat is zoveel alsof hij zei: Ofschoon ik u waarschuw tegen het vallen onder Zijn ongenoegen, wens ik u hartelijk een aandeel in Zijn eeuwige liefde en genade.
De genade van onzen Heere Jezus Christus omvat al wat goed is voor tijd en eeuwigheid. Onzen vrienden deze genade toewensen is hun het hoogste goed toewensen. En dit moeten wij wensen voor al onze vrienden en broederen in Christus. Wij kunnen niets meer en wij mogen niets minder voor hen wensen. Wij behoren hartelijk te bidden dat zij zullen waarderen, zoeken, verkrijgen en zich verzekeren de genade en toegenegenheid van hun Heere en Rechter.
De ernstigste waarschuwingen zijn uitvloeisels van de tederste liefde en grootste welwillendheid. Wij mogen onzen broederen en vrienden met de grootste duidelijkheid en aandrang zeggen, dat, zo zij den Heere Jezus Christus niet liefhebben, zij moeten verloren gaan, terwijl wij hartelijk wensen dat de genade van Christus met hen zij.
Ja, wij moeten hen daarvoor waarschuwen opdat ze deze genade leren op prijs stellen en verkrijgen. Hoe meer het ware Christendom onze harten verwijdt, des te meer wensen wij de zegeningen voor hier en hiernamaals aan hen, die wij lief- hebben, want dat betekent de wens dat de genade van Christus met hen zij. En daarom is het geen wonder dat de apostel het geheel besluit met:
2. De verklaring van zijne liefde voor hen in Christus Jezus: Mijne liefde zij met u allen in Christus Jezus, Amen, vers 24.
Hij had zeer open met hen gehandeld in dezen brief, hun met rechtvaardige gestrengheid hun fouten aangetoond, doch om hun te bewijzen dat hij daarbij niet door hartstocht bestuurd was, neemt hij afscheid van hen in liefde, doet plechtige verklaring van zijne liefde voor hen, zelfs voor hen allen, in Christus Jezus, dat is, om de zaak van den Heere Jezus. Hij zegt hun dat zijn hart met hen is, dat hij hen oprecht liefheeft, maar opdat dit alles ten slotte niet zal beschouwd worden als vleierij en indringen, voegt hij er bij dat deze liefde gevolg is van zijn godsdienst en door dezen is geregeld. Zijn hart zal met hen zijn en hij zal hun vurige liefde toedragen, zolang hun harten met Christus zijn en zij Hem en Zijne zaak oprecht liefhebben.
Wij moeten getrouwe liefhebbers zijn van allen, die in Christus Jezus zijn en Hem in oprechtheid liefhebben. Wel moeten wij alle mensen liefhebben en het goede voor hen wensen, en hun zoveel goed doen als in ons vermogen is, maar dezen moeten onze tederste liefde hebben, die Christus dierbaar zijn en Hem liefhebben. Moge onze liefde zijn met allen, die in Christus Jezus zijn. Amen!