Het meeste in dit hoofdstuk is ene herhaling van verschillende passages uit Christus’ prediking en van Zijne wonderen, die wij tevoren in Mattheus en Markus gehad hebben. Zij zijn allen van zoveel belang, dat zij wel waard zijn herhaald te worden, en daarom zijn zij ook herhaald opdat uit den mond, niet slechts van twee, maar van drie getuigen elk woord bestaan zal. Hier is
I. Een algemeen bericht van Christus’ prediking, en hoe Hij het levensonderhoud voor zich en Zijn talrijk gezin uit de liefdadige bijdragen van vrome mensen verkreeg, 1-3.
II. De gelijkenis van den zaaier en de vierderlei soort van grond, met de verklaring er van, en enige gevolgtrekkingen, die er uit afgeleid worden, vers 4-18.
III. De voorkeur, die Christus gaf aan Zijn gehoorzame discipelen, boven Zijn naaste bloedverwanten naar het vlees, vers 19-21.
IV. Zijn stillen van een storm op zee door het spreken van een woord, vers 22-25.
V. Zijn uitwerpen van een legioen duivelen uit een man, die er door bezeten was, vers 26-40.
VI. Zijne genezing van de vrouw, die den vloed des bloeds had, en Zijne opwekking van het dochtertje van Jaïrus, vers 41-56.