Dit zegt ons wat de begeerte en de verwachting zijn van de rechtvaardigen en van de
goddelozen en hoe zij zullen uitkomen, wat zij zouden willen hebben, en wat zij zullen hebben.
1. De rechtvaardigen zouden alleen willen hebben wat goed is, al wat zij begeren is dat het met allen om hen heen wel moge wezen, aan niemand wensen zij kwaad toe, of leed maar geluk en welvaart aan allen, en voor hen zelf is hun begeerte niet om aan enigerlei boze lust te voldoen, maar om de gunst van een goede God te verkrijgen en de vrede van een goed geweten te behouden, en het goede zullen zij hebben, dat goede, hetwelk zij begeren, Psalm 37:4.
2. De goddelozen zouden toorn, verbolgenheid willen hebben, zij begeren de boze dag, dat Gods oordelen voldoening zullen geven aan hun hartstocht en hun wraakzucht, diegenen zullen verdoen, die hun in de weg staan, opdat zij voor zichzelf ook voordeel kunnen behalen door in troebel water te vissen, en toorn, verbolgenheid zullen zij hebben, zo zal hun oordeel wezen. Zij verwachten en begeren kwaad voor anderen, maar het zal op henzelf neerkomen, daar zij de vloek hebben liefgehad, zullen zij er genoeg van hebben, want hij zal hen overkomen.