Een mens kan rijk worden door op verstandige wijze uit te geven wat hij heeft, hij kan uitstrooien in werken van Godsvrucht, van barmhartigheid en edelmoedigheid, en toch toenemen, ja juist hierdoor toenemen, zoals het koren toeneemt door gezaaid te worden. Door met blijmoedigheid te gebruiken wat wij hebben, wordt onze geest opgewekt en aldus geschikt gemaakt voor het werk, dat wij te doen hebben, en door ons daar goed op toe te leggen, wordt hetgeen wij hebben vermeerderd. Maar het moet inzonderheid aan God worden toegeschreven, Hij zegent de gevende hand, en maakt haar aldus tot een winnende hand, 2 Corinthiers 9:10. Geef, en u zal gegeven worden.
Een mens kan arm worden door gieriglijk te sparen wat hij heeft, door meer in te houden dan recht is, rechtmatige schulden niet te betalen, geen ondersteuning te verlenen aan de armen, niet in het nodige te voorzien voor zijn gezin, de noodzakelijke kosten niet toe te staan tot onderhoud van meubelen en andere goederen, dit is tot gebrek, dat is: het strekt tot armoede, het verstijft der mensen vernuft en vlijt, en verzwakt hun belangen, vernietigt hun crediet, en doet de zegen van God verbeuren. En laat de mensen ook nog zo gierig zijn met hetgeen zij hebben, als God er op blaast, gaat het teniet, een vuur, dat niet aangeblazen is, zal het verteren, Haggai 1:6, 9.