Zie hier
1. Welk gebruik wij moeten maken van de gaven van Gods milddadigheid, wij moeten ze niet ophopen bloot voor ons eigen gebruik en voordeel, opdat wij er verrijkt door worden, neen, wij moeten ze voortbrengen ten nutte van anderen, opdat zij er door ondersteund en onderhouden zouden worden. Als koren duur en schaars is, dan is het zonde om het in te houden, in de hoop dat het nog duurder zal worden, en alzo de marktprijzen hoog te houden en nog te doen stijgen, als zij reeds zo hoog zijn dat de armen er door lijden. In zulke tijden is het de plicht van hen, die voorraden van koren onder zich hebben, om met barmhartigheid te denken aan de armen, bereid te zijn om volgens de marktprijzen te verkopen en tevreden te zijn met matige winst, en er niet op uit te zijn om uit Gods oordelen gewin voor zichzelf te verkrijgen. Het is een edele en verreikende daad van barmhartigheid van hen, die voorraden in bezit hebben, waarmee zij het kunnen doen om er toe bij te dragen om de marktprijzen laag te houden, als de prijs van onze koopwaren buitensporig hoog wordt.
2. Hoe wij acht hebben te slaan op de stem des volks, wij moeten niet denken dat het een onverschillige zaak is, niet de moeite waard is om er op te letten, of het volk ons goed of kwalijk gezind is, of onze naburen goed of kwaad over ons denken, of zij voor ons bidden of ons vervloeken, want hier wordt ons geleerd hun vloek te vrezen en veel liever moeten wij onze winst willen derven dan ons hun vloek op de hals te halen, hun zegeningen begeren en er moeite voor doen om die te verkrijgen. Soms, “Vox populi vox Dei is de stem des volks de stem van God.”