Dit is, geloof ik, de enige van Salomo’s spreuken, waaraan dit woord ziet als aandachtsteken voorafgaat, hetgeen te kennen geeft, niet alleen dat zij een blijkbare waarheid bevat, die beschouwd kan worden, maar een grote, gewichtige waarheid, waarover men moet nadenken.
1. Sommigen verstaan de vergelding voor beide als misnoegen. De rechtvaardigen zullen, als zij verkeerd doen, voor hun overtredingen gestraft worden in deze wereld, en nog veel meer zullen de goddelozen gestraft worden voor hun zonden, die begaan worden, niet uit zwakheid, maar met opgeheven hand. Indien het oordeel begint van het huis Gods, wat zal er dan van de goddelozen worden? 1 Petrus 4:17,, Lukas 23:31.
2. Ik versta het veeleer van een beloning voor de rechtvaardigen en straf voor de zondaren. Laat ons de vergeldingen zien van de Goddelijke voorzienigheid. Er zijn sommige vergeldingen op de aarde, in deze wereld, en in de dingen van deze wereld, welke bewijzen dat er een God is, die op de aarde richt, Psalm 58:12, maar zij zijn niet algemeen, vele zonden blijven ongestraft op de aarde, en goede diensten en daden onbeloond, hetgeen aanduidt dat er een toekomstig oordeel is, en dat er een nauwkeuriger en vollediger vergelding zal zijn in de toekomende staat. Menigmaal wordt de rechtvaardigen hun gerechtigheid op aarde vergolden, hoewel dat niet de voornaamste, en nog veel minder de enige beloning is, die hetzij voor hen of door hen bedoeld is, maar al wat het Woord van God hun heeft beloofd of de wijsheid van God goed voor hen acht zullen zij hebben op de aarde. Ook de goddeloze en de zondaar worden soms op merkwaardige wijze gestraft in dit leven, natiën, geslachten en particuliere personen. En de rechtvaardigen, die niet de minste beloning verdienen, ontvangen toch een deel van hun loon hier op aarde, en nog veel meer zullen de goddelozen, die de zwaarste straf verdienen, een deel van hun straf op aarde ontvangen, als een voorsmaak en onderpand van erger, dat nog komen moet. En daarom: Zijt beroerd en zondigt niet. Indien diegenen twee hemelen hebben, die geen enkelen verdienen, veel meer zullen zij de twee hellen hebben, die beide verdienen.