Deze twee verzen zijn eigenlijk aan elkaar gelijk, zij hebben beide dezelfde strekking als vers 3. Want de waarheden hier zijn van zo’n gewisheid en van zo groot gewicht, dat zij ons niet te dikwijls ingeprent kunnen worden. Wij moeten ons door deze beginselen laten regeren.
1. Dat de wegen van de Godsdienst recht en veilig zijn, en dat wij er van een heilige gerustheid kunnen genieten. Een levend beginsel van trouw en genade zal zijn:
a. Onze beste gids op de rechte weg, om ons in ieder twijfelachtig geval te zeggen: Dit is de weg, wandel in henzelf. Hij, die zonder bedrog handelt, ziet rechtuit, en ziet zijn weg voor zich.
b. Onze beste redding van elke bedrieglijke weg. De gerechtigheid van de oprechten is hun wapenrusting om hen te beschermen tegen de verlokkingen van de duivel en de wereld en tegen hun dreigementen.
2. De wegen van de goddeloosheid zijn gevaarlijk en verwoestend. De goddeloze valt in ellende en verderf door zijn eigen goddeloosheid, hij wordt gevangen in zijn eigen verkeerdheid als in een strik. O Israël, gij hebt uzelf verdorven, Hosea 13:9,. Zijn zonde zal zijn straf zijn, dezelfde zaak, door welke zij dachten zich te beschutten, zal zich tegen hen keren.